Leesfragment.

Om U een indruk te geven van deze roman, volgt hier een deel van het eerste hoofdstuk:

Met mijn hoofd tegen de hoofdleuning en mijn ogen dicht, voelde ik de zonnestralen over mijn gezicht schuiven toen de trein een flauwe bocht naar rechts maakte. De TGV spleet met een snelheid van ruim driehonderd kilometer per uur het Franse landschap in tweeën. Ik probeerde me de coupé voor te stellen zoals deze was toen ik mijn ogen sloot. Als een van de eersten was ik in de trein gestapt en had een plek gevonden waar vier stoelen tegenover elkaar stonden. Ik zat direct aan het raam met mijn rug in de rijrichting. Naast me zat een oude vrouw die steeds met haar elleboog tegen me aan stootte, net alsof ze iets aan het breien was. Voor ik mijn ogen sloot had ze al veel uit haar tasje gehaald, maar een breiwerk had ik niet gezien. Haar tas had ze parmantig op het tafeltje gezet. Alleen een dwaas zou het lef hebben om deze daar weg te pakken. Ze zat rechtop en haar ogen volgden alles en iedereen die voorbij kwamen met koffers en tassen. De stoel tegenover me was leeg. Ik had daar bewust mijn koffer neergezet zodat mijn benen de ruimte kregen die ze nu eenmaal nodig hadden. Met mijn 1,95 en bijna 100 kilo kon ik wel een beetje ruimte gebruiken. In de stoel daarnaast zat een jonge vrouw een boek te lezen. Zij had zich volledig afgesloten van de buitenwereld en ging geheel op in het verhaal dat ze aan het lezen was. Niet één keer had ik haar kunnen betrappen dat ze over haar boek heen de omgeving eens verkende. Haar wereld speelde zich schijnbaar af in de virtuele wereld van een paperback van zo'n 200 bladzijdes waarvan er dertien in een dozijn gaan. Aan de andere kant van het gangpad zat een gezinnetje met twee luidruchtige kinderen. De vader probeerde keer op keer de kinderen tot de orde te roepen maar echt helpen deed het niet. De moeder zag er vermoeid uit en liet het allemaal maar over haar heen komen. Voor de rest kon ik me niet veel herinneren en als ik heel eerlijk was, interesseerde het me ook totaal niet.

Vanmorgen toen ik opstond zag mijn wereld er nog heel anders uit. Zoals elke morgen ging om half drie de wekker. Bijna mechanisch was ik uit bed gekropen, net zoals ik dat die ochtend daarvoor had gedaan en die ochtend daarvoor en daarvoor... Direct naar de badkamer waar ik me had geschoren en mijn tanden gepoetst. Naar beneden waar mijn moeder de vorige avond een boterham had klaargelegd in de keuken. Strak voor me uitstarend at ik elke morgen die boterham met een glas melk erbij. Iets voor drie uur liep ik de bakkerij in, waar mijn vader al in de weer was met het verse brood voor die dag. Stilzwijgend begon ik routinematig aan het verwerken van het deeg. Mijn taak was om al het brood te bakken, terwijl mijn vader voor het gebak en de verschillende soorten koeken zorgde. Het was behoorlijk zwaar werk en ik had er een bloedhekel aan, vooral omdat dit werk zo vroeg in de morgen moest plaatsvinden. Rond zes uur waren de broden zover gerezen dat ze afgebakken konden worden. Mijn vader hielp dan altijd met het laden van de bakplaten op de karren. Samen schoven we de karren een voor een vol. Bij deze werkzaamheden werden mijn ogen altijd onbewust naar mijn vader toe getrokken, alsof ik op de een of andere manier contact wilde zoeken of misschien wel begrip. Zodra mijn blik werd gevangen door de koele blik van mijn vader, sloeg ik schichtig mijn ogen neer. Onverstoorbaar gingen we dan verder met de werkzaamheden en reden we de karren in de oven. Rond zeven uur kwam ook mijn moeder in de bakkerij. Zij hielp vader meestal met het afwerken van de taarten totdat de winkel openging. Zij was dikwijls aan het zingen en praatte volop tegen zowel vader als mij. Het leek haar niet te deren dat ze nauwelijks enige respons kreeg op wat ze vroeg. Ik was er echter van overtuigd dat ook zij een bloedhekel had aan het werk in de bakkerij. 

Vanmorgen was dit hele ritueel niet anders verlopen dan al die andere morgens de afgelopen jaren. Tot negen uur. Vanaf dat tijdstip zou vanaf vandaag alles anders gaan lopen. Rond die tijd begon ik zoals altijd met het schoonmaken van de bakkerij. Ofschoon mijn vader al honderd keer had gezegd om de vloer gewoon met een emmer sop en een schrobber schoon te maken, pakte ik steevast de brandslang om de vloer hiermee af te spuiten. Waarom ik dat zo deed wist ik eigenlijk zelf niet. Was het mijn opstandige karakter jegens mijn vader of was het inderdaad wat makkelijker? Het kon me eigenlijk ook niets schelen. Het was in ieder geval mijn beslissing.
Één laatste ruk aan de slang en ik zou het laatste stukje van het gangpad kunnen afspuiten. Heel even verbaasde het me dat ik nu wel heel veel slang overhad, maar dat duurde niet lang. Plotseling hoorde ik mijn vader schelden en tieren en rende hij als een gek naar de brandkraan. Geschrokken draaide ik me om en zag wat er gebeurd was. De slang was van de brandkraan los geschoten en het water spoot met volle kracht over de rekken heen die we zojuist hadden volgestapeld met brood en banket. In een paar seconden was het grootste deel van wat we die morgen gebakken hadden geruïneerd. Vader was kletsnat en draaide met een wilde slag de kraan dicht. Met een abrupte beweging keerde hij zich vervolgens naar mij. Ik zal nooit vergeten hoe hij daar stond: Het water droop uit zijn bakkersbroek en zijn muts was door de waterstraal schuin naar achteren weggezakt. Eigenlijk was het best wel een komisch gezicht, ware het niet dat zijn lichaamstaal mij weer terug bracht bij de realiteit. Zijn ogen waren strak op mij gericht.
'Wat ben je toch een ongelooflijke klootzak,' zei hij uiteindelijk zonder zichtbare emotie of stemverheffing en bleef me maar aanstaren. Juist door die rationele conclusie die zo rustig werd uitgesproken, kwam deze boodschap extra hard aan. Ik had liever gehad dat hij net als bij al die voorgaande keren me de huid had vol gescholden. Dan had ik net zo hard teruggescholden en zou het een gelijk spel zijn geworden. Nu voelde ik me echter steeds kleiner worden. Ik bleef mijn vader aankijken, maar ik zag alleen nog maar de haat die zijn donkere ogen uitstraalden. Ik wilde zoveel zeggen, maar uiteindelijk hield ik mijn lippen stijf op elkaar. Op dat moment wist ik dat het laatste sprankje hoop was vervlogen, dat wij ooit nog eens een keer wederzijds respect zouden tonen. Ik draaide me resoluut om en rende blindelings naar mijn slaapkamer, waar ik me op mijn bed liet vallen en een half uur lang heb liggen huilen als een klein kind. Langzaam maar zeker werd mij duidelijk dat ik zo-even een grens was overschreden waar ik absoluut niet wilde zijn. Ik moest een keuze maken en een nieuwe, eigen richting aan mijn leven geven ook al zou ik mijn ouders hiermee enorm kwetsen. Geleidelijk kwam mijn lichaam weer tot rust en voelde ik me voor het eerst sinds lange tijd wat opgelucht. Ik had zojuist besloten dat ik mijn huidige voorgeprogrammeerde leventje hier in de bakkerij, achter me zou laten en nu voortaan mijn eigen keuzes zou maken. Langzaam ebde de zware last van wroegingen en schuldgevoel weg met de laatste tranen. Ik draaide me om en staarde naar het plafond zonder iets te zien. Mijn eigen keuzes, ja wat zouden die moeten zijn? Heel mijn leven had in het teken gestaan van deze bakkerij. Mijn hele doen en laten was erop gericht om uiteindelijk de bakkerij van mijn vader over te nemen. Niet dat ik dat zelf had aangegeven, maar voor iedereen in mijn directe omgeving was het gewoon vanzelfsprekend dat ik deze stap zou zetten... Een aantal jaren geleden wilde ik ook niets liever dan bakker worden, maar in de loop der tijd is die liefde voor het bakkersvak compleet omgeslagen in diep gewortelde haatgevoelens. Had dit alles met mijn vader te maken? Uiteindelijk deed het er niet meer toe. Ik had een beslissing genomen. Maar wat moest ik dan gaan doen? Ik had hier nog nooit over nagedacht. In ieder geval wilde ik weg. Hier kon ik geen dag langer meer blijven. Ik wist dat ik mijn vader en moeder enorm veel pijn zou doen. Resoluut sprong ik op, griste wat kleding uit de kast en stopte die samen met mijn laptop en nog wat andere emotionele spulletjes in mijn rugzak. Ik ging voor de laatste keer in mijn bureaustoel zitten en schreef een kort afscheidsbriefje met de volgende tekst:

Lieve vader en moeder,

Ik heb besloten dat ik niet langer zo verder wil gaan.
Als ik in de spiegel kijk dan herken ik mezelf niet meer.
Ik heb geprobeerd om die zoon te zijn die jullie graag wilden maar het is me niet gelukt.
Ik ga nu eerst op zoek naar mezelf.
Willen jullie tegen mijn broer Willem zeggen dat ik heel veel van hem houd?


Je zoon Peter.

 

Ik keek nog een keer mijn slaapkamer rond en voelde opnieuw een golf van emotie door mijn lichaam stromen toen ik terugdacht aan mijn jeugdjaren, die ik hier had doorgebracht; de keren dat ik mezelf 's avonds in slaap huilde. Ik pakte nog snel een foto van mijn bureau waarop ik samen met mijn broertje Willem stond en liep via de achterdeur richting het dorp. Gelukkig kwam ik geen bekenden meer tegen. Bij de bank nam ik al mijn spaargeld op. Het verbaasde me dat ik zo rustig en emotieloos thuis was vertrokken. Het leek wel of al deze handelingen zich in een soort droom afspeelden waarin ik de hoofdrol vervulde. Later zouden de emoties nog wel komen.

Op het station was ik zonder kaartje ingestapt om de doodeenvoudige reden dat ik nog helemaal geen reisdoel had. Zoiets had ik nog nooit in mijn leven gedaan en angstig had ik zitten rondkijken of er niet toevallig een conducteur mijn kant op zou komen. In Rotterdam was ik uitgestapt en daar had de opvallende verschijning van een TGV mijn reisdoel bepaald. Net op het moment dat ik doelloos over het perron liep, kwam een ranke aerodynamische TGV het station binnenrijden. Mijn ogen werden door de TGV meegenomen en liet ze pas weer los toen hij tot stilstand was gekomen en zijn lading aan mensen uitspuwde over het perron. Plotseling wist ik het! Parijs zou mijn reisdoel worden. Binnen de kortste keren had ik een kaartje gekocht en een uur later zat ik al in de trein met bestemming Parijs. Langzaam opende ik mijn ogen en zag dat er nauwelijks iets was veranderd in mijn directe omgeving, alleen de moeder met de luidruchtige kinderen had haar ogen gesloten en hing met haar hoofd een beetje schuin naar achteren op de schouder van haar echtgenoot. Ik merkte dat de trein vaart begon te minderen en door de kleine zijdelingse schokjes leek het alsof de trein soepel van het ene spoor naar het andere sprong om uiteindelijk op het juiste spoor Gare du Nord binnen te kunnen rijden. In mijn nog jonge leven was ik nauwelijks in het buitenland geweest. De grootste stad die ik ooit had gezien was Rotterdam. Toen de trein tot stilstand was gekomen, pakte ik mijn spullen en liep achter het echtpaar met de twee kinderen de trein uit naar de uitgang van het station. Eenmaal buiten moest ik eerst alle nieuwe indrukken verwerken. Achter mij lag het kolossale station en voor mij een drukke weg waar het Franse verkeer zich luid claxonnerend doorheen worstelde. Rechts tegen het station zag ik enkele clochards die daar hun bivak hadden opgeslagen. Ze hadden hun slaapzakken uitgerold en aan het voeteneind stond een winkelwagen met daarin al hun bezittingen. Plotseling werd ik door iets zijdelings omver getrokken en voor ik het wist smakte ik met een harde knal op de trottoirtegels.........

Nieuwsgierig hoe het verder gaat met Peter?

Het uiteindelijke boek is in december 2010 verschenen. Hier kunt U het boek bestellen.

© 2010 Bakkersjongen | Design door Henk Verhaegh